Door: Jan Drentje – lid RED-Team Onderwijs
Iedereen die zich met onderwijs bezighoudt, weet het: de kwaliteit van de vakman voor de klas is van groot belang voor het leren. Maar wat moet onder vakmanschap worden verstaan? Helaas is de afgelopen decennia het idee ontstaan dat door de onmiddellijke nabijheid van informatie (internet) kennis snel veroudert en minder van belang zou zijn. Vanuit mijn onderzoekservaring als historicus en vanuit de wetenschapsfilosofie wist ik al ver voordat ik het boek las van E.D. Hirsch Why knowlegde matters (2016) dat dit onzin is – dankzij mijn onvolprezen leermeesters. Je gaat een archief in, vraagt de handelingen van de VOC op uit een aantal jaren en je blijft je verbazen. Alles lijkt belangrijk. Je weet niet wat je leest. Pas als je achtergrondkennis hebt, kun je teksten zinvol interpreteren en kun je patronen ontdekken. Overigens is de relatie tussen bestaande en nieuwe kennis weer een probleem op zich. Deze zin veronderstelt impliciet dat de lezer bekend is met de hermeneutische cirkel van Gadamer (zoek het op!).
Dom feitjes uit je hoofd leren, wat heb je daar nu aan? Zonder basale kennis van de topografie verdwaal je al in eigen land. Laat staan dat je je kunt verdiepen in geopolitieke vraagstukken.
Arme leerling, die moet leren wat hem niet interesseert of bezighoudt. Sluit toch aan bij de belevingswereld van het kind! Nooit opgevallen hoezeer jonge kinderen geboeid kunnen raken als je vertelt over dinosaurussen of over Atlantis? Hoe jongeren kunnen dromen van werelden die niet bestaan? Het voorstellingsvermogen van jonge mensen is veel groter dan hun directe leefwereld. En kan vergroot worden door te lezen over dingen die niet in hun stad of dorp plaatsvinden. Natuurlijk, je sluit bij hun leef- en denkwereld aan, om hun interesse te wekken, maar je sluit hen niet in die beperkte wereld op.
Ook op de lerarenopleidingen (inclusief de PABO’s) moeten ramen en deuren wijd open staan. Moeten aanstaande leraren dan zoveel weten van dingen die ze mogelijk nooit zullen onderwijzen aan hun leerlingen? Moet de lesstof van het schoolboek niet leidend zijn? Hier geldt hetzelfde: pas wie meer weet van een vakgebied kan beoordelen wat de keuzes zijn die ten grondslag liggen aan de teksten in het schoolboek. Wie meer weet, kan met kennis spelen, kan met leerlingen op ontdekkingstocht gaan.
Ontdekkend leren, ook dat is in de mode. Niets mis mee, maar als leidend concept voor het hele onderwijs niet bruikbaar. Een vakman kan vertellen wat een vulkaan is, waarom er soms uitbarstingen plaatsvinden. En in dezelfde les vertellen over onderzeese vulkaanuitbarstingen. Onmogelijk om dit zelf te ontdekken.
Begin november luidde De Onderwijsraad de noodklok. Op pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen is het niet goed gesteld met het onderwijs in taal en rekenen. Teveel afgestudeerden hebben een te laag niveau. Een centrale eindtoets moet hier verandering in brengen. Tegelijkertijd zijn de toelatingseisen voor de PABO versoepeld en kunnen studenten vanuit het MBO zonder al te veel kennis en leeservaring drempelloos instromen bij de lerarenopleidingen. Die hebben dus een hele klus aan het bijspijkeren van hun studenten. Er zal flink gelezen moeten worden. Maar, ook op de lerarenopleidingen worden studenten opgesloten in hun beperkte leefwereld. Ze lezen en studeren nog maar weinig. Het accent ligt op het verwerven van pedagogische en didactische vaardigheden en stages.
In 2005 schreef de Onderwijsraad hierover een brandbrief. Briefadvies Leraren opleiden.doc (officielebekendmakingen.nl) De kenniscomponent van het curriculum kwam beneden 50% uit. Minder kennis is minder kunnen zien, minder kunnen ontdekken. Je blijft je verbazen.
In vrijwel alle recente aanbevelingen voor de lerarenopleidingen gaat het over flexibilisering van het onderwijsaanbod, maatwerk, leeropbrengsten, maar nooit over: meer kennis verwerven door meer te lezen. Er is een leescrisis. Ook op de lerarenopleidingen. In onze cultuur.
Uit de brandbrief van 2005: Uit diverse hoeken klinken kritische geluiden over de kwaliteit van deze opleidingen. Het gaat hierbij vooral om het gebrekkige taal- en rekenvermogen van veel afgestudeerden van de pabo. De NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie) concludeerde onlangs dat bijna de helft van de pabo’s onvoldoende kwaliteit biedt.
Uit het rapport van vorige week: Kijkend naar het verleden constateert de raad dat er onvoldoende sprake is van continue aandacht voor de beheersingsniveaus van taal en rekenen die leerlingen en studenten in het onderwijs bereiken.
We zijn dus weinig of niets opgeschoten. Hoe kan dit gebeuren? Waarom staat de politiek/ de minister toe dat vakkennis wordt gemarginaliseerd op lerarenleidingen? De bestuurlijke top is recent op bezoek geweest in Finland. Voor wie droomt van late selectie natuurlijk een mooi voorbeeld van hoe het ook kan. Maar welke keuzes liggen aan het Finse schoolsysteem ten grondslag? Voor alle niveaus een academische opleiding, strenge toelatingseisen voor de lerarenopleidingen, kleine schaalgrootte, weinig afstand tussen bestuur en onderwijs. Hadden de deelnemers tevoren kennis van Finnish lessons 3.0 van Pasi Sahlberg en de kritiek hierop in Real Finnish Lessons: The true story of an education superpower van Gabriel Heller Sahlgrende ? Of bleef het gezelschap zich verbazen. Zonder kennis, geen schuld … Maar wat als kennis allang beschikbaar is?