8 maart 2025
De situatie
De uitkomsten van de eerste afname van de Doorstroomtoets (voorheen eindtoets) in het primair onderwijs in het schooljaar 2023/2024, leidden tot een onverwacht hoog aantal havo/vwo adviezen bij scholen die de Leerling-in Beeld toets van het Cito hadden gebruikt. Bij een van de andere doorstroomtoetsen waren er daarentegen relatief weinig havo/vwo adviezen maar juist meer verwijzingen naar het praktijkonderwijs. Het keuzegedrag van scholen voor een bepaalde toetsaanbieder voor het volgende schooljaar lijkt door deze verschillende uitkomsten bepaald te worden. Dit leidde tot een discussie over de wenselijkheid van meerdere toetsaanbieders. De voorzitter van de PO-raad pleit voor één toets en ook de motie van D66 om de mogelijkheid van een enkele toets te onderzoeken is aangenomen met een ruime Kamermeerderheid. Het Red Team onderschrift dit voorstel en voegt daaraan toe dat de uitslag van de toets serieuzer moet worden genomen bij het formuleren van het schooladvies zodat kansengelijkheid bevorderd wordt.
Ons commentaar
Voorgeschiedenis
In 1951 lanceert minister Rutten van Onderwijs het idee om iets te doen aan de vanzelfsprekendheid waarmee in het onderwijs kinderen van arbeiders naar de ambachtsschool (voor jongens) of huishoudschool (voor meisjes) worden gestuurd, terwijl kinderen uit de gegoede klasse automatisch doorstromen naar het gymnasium. Het duurt echter tot 1968 alvorens een hervorming van het onderwijs, die bekend kwam te staan onder de mammoetwet, in werking treedt tezamen met een verhoging van de leerplicht tot 16 jaar die een einde moest maken aan de discriminatie van kinderen uit achtergestelde milieus
In deze zelfde periode stelt prof. A.D. de Groot voor om een toets te ontwikkelen die op objectieve wijze de kennis en vaardigheden van leerlingen meet. Hij zag ook dat de toegankelijkheid van vervolgonderwijs niet voor iedereen even groot was, omdat het oordeel van leraren subjectief is. Op zijn advies werd in 1968 het Centraal Instituut voor ToetsOntwikkeling (Cito) opgericht en vanaf dat moment is er een landelijke eindtoets beschikbaar die bekend komt te staan onder de naam Citotoets. Het doel van deze toets was om scholen en leerkrachten inzicht te geven in de prestaties van hun leerlingen zodat er een objectiever schooladvies voor voortgezet onderwijs gegeven kon worden.
In tegenstelling tot wat De Groot propageerde, verving deze onafhankelijke en ‘objectieve’ toets niet het advies dat door de school werd gegeven. Sterker nog, het schooladvies bleef al die tijd leidend en van een verplichte landelijke toetsing was geen sprake, alhoewel een steeds groter deel (85% in 2013)[1] van de basisscholen de toets afnam. Dit veranderde in het schooljaar 2014-2015 toen de ‘Wet Eindtoetsing PO’[2] van kracht werd. Deze wet verplicht alle basisscholen om bij alle leerlingen in groep 8 jaarlijks een eindtoets af te nemen. Niet onbelangrijk is dat ook de verplichting om een leerlingvolgsysteem te hanteren in deze wet is opgenomen.
Voor de invoering van de verplichte eindtoets waren er naast de Citotoets reeds alternatieve eindtoetsen ontwikkeld door andere partijen[3]. De overheid had al twee andere aanbieders toestemming gegeven om een toets aan te bieden. Niet iedere aanbieder wordt echter toegelaten op de eindtoetsmarkt (zie de discussie in Didactief 2013). In het schooljaar 2024-2025 konden scholen kiezen uit vijf aanbieders[4]. Hoewel aan de toetsvorm niets is veranderd heet de eindtoets sinds 2023-2024 doorstroomtoets. Deze nieuwe naam zou moeten aangeven dat de toets slechts één onderdeel is dat de doorstroom van het po naar het vo bepaalt.
Probleem van de vergelijkbaarheid van verschillende doorstroomtoetsen
Een serieus probleem van meerdere versies van de doorstroomtoets is de onderlinge vergelijkbaarheid. Onlangs publiceerden twee verslaggevers in de Volkskrant de resultaten van hun vergelijkingsonderzoek uit 2024[5]. De toetsaanbieders zelf constateerden dat het uitmaakte welke toets gebruikt was en meldden dit bij de CvTE[6]. Interessant detail: de Citotoets “Leerling in beeld” blijkt het meest gunstig uit de bus te komen. Hoe kan dat? Wie zorgt voor de onderlinge vergelijkbaarheid van de verschillende toetsen? Het duurde even voordat de verslaggevers deze informatie binnenkregen, maar dat blijkt dus door de Stichting Cito te gebeuren (in opdracht van het CvTE). De psychometristen, Norman Verhelst, Monika Vaheoja en Bernard Veldkamp, stellen in het artikel van de Volkskrant dat de berekeningen technisch weliswaar correct zijn berekend, maar dat het aantal opgaven waarop die berekeningen zijn uitgevoerd onvoldoende is. Veldkamp is van mening dat wil je vergelijkbaarheid optimaliseren dan zul je voor één toets moeten kiezen.
Een onwenselijk neveneffect van meerdere toetsen is dat honderden scholen in 2025 overgestapt zijn naar aanbieders van ‘gunstiger’ toetsen. Een belangrijk ander gevolg wat in het debat onderbelicht is gebleven, is dat er scholen zijn waar in 30 tot 50 van de gevallen het schooladvies naar boven moest worden bijgesteld. Interessant detail is dat tot 2024 de verschillende toetsen hun eigen normeringssysteem hadden, maar dat deze in 2024 op elkaar moesten worden afgestemd. De grote verschillen tussen de toetsen waren er voor die tijd niet. Nu de eis wordt gesteld dat de toetsen langs dezelfde meetlat moeten worden gelegd, ontstaat een hoge mate van onvergelijkbaarheid. Diezelfde meetlat lijkt dus moeilijk te vinden op basis van meerdere toetsen.
Het belang van een doorstroom/eindtoets
De doorstroomtoets is een van de manieren waarmee het basisonderwijs inzicht kan krijgen in het niveau van het vervolgonderwijs. De toets moet relevante individuele verschillen tussen leerlingen in op school opgedane kennis en vaardigheden in taal en rekenen in kaart brengen. Het voortgezet onderwijs in Nederland is nog altijd gebaseerd op een categoraal scholenstelsel. Zo lang dat stelsel bestaat is het in belang van leerlingen (en het onderwijs) dat we over een onafhankelijk en ‘objectief’[7] instrument beschikken dat relevante vaardigheden in kaart brengt.
Het was precies dit argument dat voor De Groot de aanleiding was om een landelijke toets voor te stellen en te ontwikkelen. Zoals bekend, de toets is er gekomen, maar is nooit gebruikt als doorslaggevend argument voor het schooladvies. Belangrijker nog, het ‘subjectieve’ schooladvies is momenteel leidend en belangrijker dan de uitslag van de toets. Voor 1 maart, voordat de doorstroomtoets is afgenomen, moet er een advies zijn gegeven. Als de score op de doorstroomtoets vervolgens een hoger onderwijstype laat zien, moet de school haar advies heroverwegen. De school hoeft het advies echter niet bij te stellen, maar moet dat dan wel motiveren. Als de score op de doorstroomtoets lager is dan het schooladvies dan mag de school het advies niet bijstellen.
Voor dit laatste is een redelijk argument te bedenken. Een leerling kan een slechte dag hebben en minder laten zien dan deze in haar of zijn mars heeft. De regel dat bij een hoger advies op basis van de doorstroomtoets niet automatisch het advies van onafhankelijke ‘objectieve’ toets overgenomen hoeft te worden, is echter niet te begrijpen. Een leerling kan immers niet ‘per ongeluk’ betere (cognitieve) prestaties laten zien dan waarover deze beschikt.
Waarom is het zo belangrijk dat we het toetsadvies serieus nemen? Het is gebleken dat vooral leerlingen uit lagere sociale milieus daarvan de dupe zijn. Zij worden systematisch ondergeadviseerd als het schooladvies leidend is[8]. Precies zoals De Groot voorspeld heeft: we zijn niet goed in staat om een onafhankelijk, rechtvaardig, advies te formuleren. Daarom zou de doorstroomtoets leidend moeten zijn, ongeacht de mogelijke problemen die kleven aan de vorm van de toets.
Kritiek op de doorstroomtoets
Over de vraag of de huidige vorm van de doorstroomtoets de toets der kritiek kan doorstaan heerst een levendige discussie. Zo wordt door sommigen verondersteld dat de toets feitelijk een intelligentietest is die geen onderwijsinhoud heeft[9]. De vraag is of deze kritiek terecht is. De items van de toets weerspiegelen de kerndoelen en referentieniveaus van het primair onderwijs. Daarmee moet de toets gezien worden als een vorm van een “scholastic aptitude test”, een toets die moet aantonen of een leerling geschikt is voor een bepaalde vorm van vervolgonderwijs.
Andere kritiek richt zich op de onverenigbaarheid van de twee doelen van de toets[10]. Naast het schooladvies zou de doorstroomtoets ook de onderwijskwaliteit moeten meten. Deze staan op gespannen voet met elkaar. De adviserende functie van de toets dient een selectiedoel, terwijl de kwaliteitsmeting van het onderwijs de scholen aanmoedigt om zo hoog mogelijk te scoren. De vraag is of de validiteit van de toets daarmee aangetast zou kunnen worden, aannemende dat de doorstroomtoets meet wat deze geacht wordt te meten. Een gedegen discussie over de onverenigbaarheid van deze doelen valt buiten de scoop van deze kaart. Wel wijzen we erop dat De Groot[11] ooit het volgende stelde: We zijn alleen ‘gericht op discrimineren tussen leerlingen, terwijl wij onvoldoende denken over en nooit behoorlijk definiëren wat wij eigenlijk met hen willen bereiken’. Hij pleit hier voor het vaststellen van minimumeisen en de eindtoets moet nagaan of dat inderdaad het geval is. Niet onbelangrijk in dit debat is zijn stelling dat het de taak is van leraren om ervoor te zorgen dat leerlingen die minimumdoelen halen. Kunnen we hieruit afleiden dat de Groot feitelijk al pleitte voor criteriumtoetsen in plaats van normtoetsen?
Ten slotte noemen we nog de kritiek die gericht is op de veronderstelling dat het vaststellen van de grenswaarden voor de toetsadviezen niet absoluut zouden zijn[12]. De grenswaarden die gehanteerd worden bij het advies worden empirisch bepaald door iedere toetsscore periodiek te relateren aan het meest waarschijnlijke niveau dat behaald wordt in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs[13]. Deze grensscores zijn absoluut, maar kunnen wel enigszins variëren, omdat de periodieke toetsing aangeeft dat de grenswaarden veranderd zijn.
Ons standpunt
Alles overwegende, presenteren we de volgende argumenten om terug te keren naar één doorstroomtoets:
- Wij vertrouwen de pogingen om de toetsen van verschillende aanbieders vergelijkbaar te krijgen, maar vragen ons serieus af de psychometrische problemen die eerder genoemd zijn ook werkelijk op te lossen zijn.
- Het feit dat de onvergelijkbaarheid leidt tot strategische keuzes van scholen om een toets te kiezen die de hoogste adviezen oplevert zijn uiteraard onwenselijk. Hier dient aan toegevoegd te worden dat het helemaal niet gezegd is dat de toets van aanbieder A het jaar erop weer de meest gunstige is. Die vergelijkbaarheid kan immers pas bepaald worden nadat de toets is afgenomen.
- Om kansengelijkheid een eerlijke kans te geven moet het speelveld op de juiste wijze gestandaardiseerd worden. Anders gezegd, met een toets worden alle leerlingen echt langs dezelfde meetlat gelegd.
- Als laatste willen we ook nog wijzen op de kosten die gemoeid zijn met het huidige stelsel. Deze zijn onnodig hoog, omdat elke toetsaanbieder jaarlijks een subsidie van een half miljoen euro krijgt voor het ontwikkelen van de toets (plus € 315.000 voor een digitale variant). Die kosten hoeven we met een toets maar een keer uit te geven. De totale kosten voor alle varianten van de doorstroomtoets zijn opgelopen tot € 8,5 miljoen. Vervolgens wordt de Stichting Cito betaald voor het vergelijkingsonderzoek dat bij meerdere toetsaanbieders noodzakelijkerwijs moet gebeuren. Ook op deze kosten kan worden bespaard als we besluiten om slechts een toets te gebruiken.
Ten slotte, volgen wij als Red Team de lopende discussie over toetsing en moedigen wij onderzoek aan naar een andere vorm van toetsing in relatie tot een goed leerlingvolgsysteem, dat vooral criterium georiënteerd zou moeten zijn.
[1] https://nos.nl/artikel/621899-cito-jongens-verslaan-de-meisjes
[2] https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2014-209.html
[3] De NIO-intelligentietest van Boom, Drempeltoets en Eindtoets Route 8 van A-Vision, de IEP Eindtoets van Bureau ICE.
[4] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/schooladvies-en-doorstroomtoets-basisschool/toegestane-doorstroomtoetsen-basisschool
[5] De Zwaan, I., & van den Berg, J. (2025, 25 januari). Doorstroomtoets moest voor gelijke kansen in het onderwijs
zorgen, maar bereikt vaak juist het tegenovergestelde. De Volkskrant.
[6] College voor Toetsen en Examens. https://www.cvte.nl/
[7] Met objectief wordt hier bedoeld zonder vooroordeel.
[8] Zie o.a., Oomens, M., Scholten, F., & Luyten, H. (2019). Evaluatie Wet Eindtoetsing PO. Eindrapportage. Oberon & Universiteit Twente. https://www.oberon.eu/media/plzfih4q/evaluatie-wet-eindtoetsing-po.pdf en Duo (2024). Monitor schooladvies en doorstroomtoets 2022-2023. Ministerie van OCW. https://open.overheid.nl/documenten/dpc-a106d744fc1c49143a615579e9d171cb3dcba202/pdf
[9] Scheider et al., 2023
[10] Den Breejen, N. (2025). Discussies over de doorstroomtoets (1): twee doelen, één toets. https://wij-leren.nl/discussies-doorstroomtoets-deel-1.php
[11] De Groot, A.D. (1966). Lessen van A.D. de Groot. https://newsroom.didactiefonline.nl/uploads/PDF/Ken%20je%20leerling%20lessen%20van%20AD%20de%20Groot.pdf
[12] Scheider, S., Rosenfeld, S., Bink, S., & Lecina, N. (2023). Educational inequality due to lack
of validity: A methodological critique of the Dutch school system. International Journal of
Educational Research, 117, Article 102097. https://doi.org/10.1016/j.ijer.2022.102097 Heij, K. (2021). Van de kat en de bel. Tellen en vertellen met de eindtoets basisonderwijs. [Academisch proefschrift]. Tilburg University. https://pure.uvt.nl/ws/portalfiles/portal/49665914/Heij_van_de_kat_21_04_2021.pdf
[13] https://www.cvte.nl/onderwerpen/toetsen-primair-onderwijs/publicaties-en-regelingen https://www.cvte.nl/onderwerpen/toetsen-primair-onderwijs/publicaties-en-regelingen
RED-team Onderwijs – voorzitter Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, docent geschiedenis/filosofie), Dave van der Geer (directeur basisonderwijs), Marie-José Klaver (vakdidacticus, docent Nederlands/Duits), Piet van der Ploeg (onderwijsfilosoof), David Roelofs (docent, onderzoeker), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management).