12 november 2023
DE SITUATIE
Op 22 november kiest Nederland een nieuw parlement. De campagne is bezig, de programma’s geschreven, het is van het ene debat naar het andere. Bij al dat gepraat over politieke urgentie valt op dat onderwijs amper tot niet meedoet. Het wordt simpelweg niet genoemd. De Nederlandse burger zet volgens een onderzoek van IPSOS onderwijs op acht[i]. De politiek schat het onderwijs een stuk lager in.
De onderwijspartij
Eigenlijk is er maar een partij die zijn best doet en dat is D66. De nummer twee van de lijst, Jan Paternotte, benadrukt tijdens een debat bij de omroep WNL het belang van onderwijs. Door de lage plek op de politieke prioriteitenlijst zou de sector wel eens het kind van de rekening kunnen worden en dat moeten we niet willen. Dat is tenminste nog iets en D66 heeft ook een reputatie ten aanzien van dit beleidsterrein. Met name het inmiddels naar de Eerste Kamer vertrokken Kamerlid Paul van Meenen heeft zich vanuit kennis van zaken voluit ingezet. Na die constatering volgt de winstwaarschuwing: inhoudelijk slaat de partij met bijvoorbeeld maatwerkdiploma’s de plank nog wel eens mis en D66 deed mee in regeringen, heeft bijvoorbeeld de loonkloof PO en VO gedicht, hield bezuinigingen tegen, maar het kwalitatief en kwantitatief lerarentekort groeide door, kinderen leren daardoor steeds weer een beetje minder op school.
Flarden van goede bedoelingen
Bij de andere partijen is onderwijs bij deze verkiezingen geen prioriteit. Natuurlijk, programma’s staan vol met goede bedoelingen als minder bureaucratie, betere lerarenopleidingen en ja, de leraar is echt heel belangrijk. Daarnaast de eigen accenten. Groen Links/PvdA hekelt de kansenongelijkheid, de VVD vraagt ruimte voor talentontwikkeling. Ook Nieuw Sociaal Contract sluit zich aan bij deze rij van vrijblijvendheid. De partij van Pieter Omtzigt heeft als kernpunt de onbestuurbaarheid van het land, maar de onderwijsparagraaf begint met respect voor schoolbesturen die structureel beter bekostigd moeten worden. Maar hoe het geld dan in de klas belandt, toch het probleem van de laatste decennia, geen idee. En zo gaat het maar door. Zes partijen zijn voor een brede brugklas. Maar wat is dat dan, die brede brugklas? Hoe voer je die in, zonder voldoende adequaat uitgeruste leraren? Het is onvindbaar. Vergeet niet, de Nederlandse politiek heeft dit onderwerp vanaf 1970 op de agenda staan, er is nog geen enkel resultaat geboekt. Sterker door concurrentie en profilering ontstaan steeds meer ons soort mensen scholen. Kinderen die samen in een gebouw leren, op basis van wat we daarvan weten, het is verder weg dan ooit.
De confessionele partijen laten dit soort zaken aan het middenveld. Partijen als de VVD, D66 en Groenlinks/PvdA willen best wat meer sturen op kwaliteit middels bijvoorbeeld een sterkere inspectie. De SP pleit zelfs voor lonen uit de lumpsum. De BBB is ook concreet; de onderwijsassistenten moeten sneller een PABO diploma kunnen ophalen. Misschien kan de BBB het arbeidsmarktrapport van Rinnooy Kan uit 2007 eens lezen, daar viel voor het eerst de term kwalitatief lerarentekort[ii]. Kortom, al deze flarden en losse flodders, ze ogen plichtmatig. Er moet nu eenmaal ook iets over onderwijs in het partijprogramma.
De kwestie
Ziehier het probleem. De partijprogramma’s missen het gevoel van urgentie dat ze bij bestaanszekerheid, wonen, migratie en klimaat wel hebben. Ook lijkt de expertise te ontbreken. Wat rest zijn goede bedoelingen. Hoe de overheid stuurt op die goede bedoelingen, welke offers daarvoor gebracht worden, wie die legitimeert en afdwingt, waarom dat zo belangrijk is, het is nergens te vinden. Dat betekent dus vier jaar meer van hetzelfde. Waarbij hetzelfde staat voor: minder goed opgeleide leraren, minder leren op school en meer uitval.[iii]
ONS COMMENTAAR
Het Nederlands funderend onderwijs heeft grote problemen. Voor nagenoeg alle beleidsinitiatieven van de laatste decennia geldt dat de resultaten tegengesteld zijn aan de doelstellingen. Deze afwezigheid van collectief succes put de sector uit en kinderen betalen de rekening; zij en hun ouders moeten het zelf maar doen.
In de gehele wereld is het algemeen vormend onderwijs een kerntaak van de overheid, school voedt nu eenmaal op tot burger. In Nederland hebben schoolbesturen zeggenschap over hoe kinderen leren. Vanaf 1996 komt daar zeggenschap over beheer, budget en organisatie bij. Onder deze grote vrijheid is het lerarentekort toegenomen en zijn de leeropbrengsten gedaald. De onderwijsuitgaven groeien ondertussen door naar 50 miljard euro per jaar.
De grondwet is kristalhelder. De aanhoudende zorg der regering betekent dat als het onderwijs niet zelf de problemen kan oplossen, de minister dient in te grijpen. Hoe dat dan moet is een politieke kwestie, daar gaan verkiezingen over. De sector kan zich nog eens vier jaar afwezigheid van effectieve sturing op meer goede leraren en meer leren op school niet veroorloven. Toch is dat wat het wordt, dat is verwijtbaar en zelfs ongrondwettelijk.
Zie voor een samenhangend pakket van voorstellen onze Verkiezingsagenda voor het onderwijs (2023) en ons Manifest. Breng de basis op orde, stel de leraar, het leren en lesgeven ventraal (2022) op onze website Red het onderwijs
[i] Zie deze tweet https://twitter.com/XanderKoolman/status/1716352527728259474
[ii] Zie http://www.fisme.science.uu.nl/publicaties/literatuur/2007_rapport_commissie_rinnooy_kan.pdf
[iii] Zie https://www.nji.nl/cijfers/schoolverzuim, het aantal uitvallers is in de laatste jaren verdubbeld
.
RED-team Onderwijs – Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, leraar, wetenschapper), Ton van Haperen (docent vo, lerarenopleider), Paul Kirschner (emeritus-hoogleraar onderwijspsychologie), Piet van der Ploeg (onderwijsfilosoof), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management), Theo Witte, voorzitter (vakdidacticus en lerarenopleider).