19 oktober 2021
De situatie
Pas op 14 oktober 2021 kon er een CAO worden afgesloten voor het Voortgezet Onderwijs. De stijging van 1,8% zal met de huidige inflatie van 1,68% in Nederland en 3,4% in Europa en al 6% in de VS hoogstwaarschijnlijk onvoldoende zijn om de prijsstijgingen te compenseren.
Dit is een teleurstellend resultaat omdat ….
(1) … de verkeerde trend van de jaren 2002 -2007/ 2010 – 2013 weer wordt opgepakt: nauwelijks of geen prijscompensatie en per saldo een afname van de reële koopkracht.[i]

(2) Hiermee wordt een verkeerd signaal gegeven in de context van de huidige krappe arbeidsmarkt en de veel te hoge werkdruk van docenten. Nu al is becijferd dat het lerarentekort in het voortgezet onderwijs de komende tien jaar zal oplopen tot minimaal 1700 voltijdbanen.[ii] Bovendien dalen de aanmeldingen voor de meeste lerarenopleidingen en staan er steeds minder academici voor de klas.[iii] Door een veel te hoge werkdruk zijn leraren koploper in de burn-outstatistieken (10,4% boven het landelijk gemiddelde van 17%).[iv] Schoolleiders zijn genoodzaakt om onbevoegde docenten voor de klas te zetten of in het ergste geval kinderen naar huis te sturen. Gezien de geringe instroom en vele ziekmeldingen zal de werkdruk van de zittende docenten voorlopig blijven toenemen en daarmee de burn-outs en andere vermoeidheidsklachten. Intussen blijven de leerprestaties van onze leerlingen maar dalen. Zie hier de neerwaartse spiraal waar het onderwijs zich al enkele decennia in bevindt.
(3) In Education at a glance (2019) van de OESO wordt glashelder uitgelegd waarom de salarissen in het onderwijs moeten stijgen. In het VO lopen de salarissen ongeveer 11% achter ten opzichte van die van andere hoogopgeleiden. Academisch opgeleide docenten zijn dief van hun eigen portemonnee zolang ze genoegen moeten nemen met een salaris dat onder de marktnorm voor academici ligt. Bovendien is de leerling–leraar ratio in Nederland maar liefst 29% hoger dan het gemiddelde in de EU. Ook het aantal lessen per week is in Nederland significant hoger en datzelfde geldt voor de administratieve rompslomp.[v]
Ons standpunt
De combinatie van een relatief te laag salaris, te volle klassen en te veel lesuren vereist een aangepast arbeidsmarktbeleid om de continuïteit van het onderwijs (ook kwalitatief) te kunnen waarborgen. De sociale partners hadden bij de CAO onderhandelingen te maken met een krappe onderhandelingsruimte die door de VO-bestuurders werd geboden – terwijl de feitelijke loonruimte werd bepaald door de marges die het ministerie van OCW toelaat in de onderwijsbegroting. Eerder is gebleken dat geoormerkt geld om de werkomstandigheden van docenten te verbeteren hun werkomstandigheden verder hebben verslechterd. Niemand weet wat er met die geoormerkte miljarden is gebeurd.[vi]
Met het onderhandelingsresultaat van slechts 1,8% loonsverhoging is opnieuw duidelijk geworden dat de loon- en arbeidsvoorwaardenonderhandelingen op de verkeerde plek worden gevoerd. VO-bestuurders slagen er maar niet in het tij te keren en docenten te bieden waar ze recht op hebben. Integendeel! Onderwijsbeleid is een kerntaak van de overheid, grondwettelijk vastgelegd. Het lerarentekort is daarom een zaak van OCW – inclusief het daartoe vereiste arbeidsmarktbeleid.
De onderwijsbestuurders zorgen in dit verband beter voor zichzelf. In 2020 kregen zij in hun CAO niet alleen een procentueel hogere salarisstijging (3,8%), maar ook een bonus van 4000 euro, gemotiveerd als een ‘erkenning voor de actuele bestuurlijke complexiteit’. Genoemd worden o.a. vluchtelingenproblematiek, lerarentekort en maatwerk). In het veld is deze bonus opgevat als een coronabonus. Alsof deze toegenomen complexiteit (al dan niet gerelateerd aan corona) niet evengoed de leraar voor de klas raakt. Sterker: die complexiteit wordt bestuurlijk opgevangen door een stijging van het percentage beheersfuncties, terwijl de leraar-leerling ratio niet afneemt. Het is wrang te moeten constateren dat onderwijsbestuurders zich in dit opzicht niet solidair hebben verklaard met hun personeel: wij een bonus, jullie ook!
Kortom, de centrale overheid en de werkgevers hebben onvoldoende besef van urgentie als het gaat om het kwalitatieve en kwantitatieve lerarentekort. Deze CAO gebaseerd op een te krap budget is hier een lelijk voorbeeld van. Het wordt tijd om in ieder geval de lerarensalarissen uit de lumpsum te halen zodat de onderhandelingen op de juiste plek gevoerd kunnen worden.
[i] Didactief | Waar is het extra geld voor het vo gebleven? (didactiefonline.nl)
[ii] Lerarentekort vo loopt komende jaren op tot 1700 voltijdbanen | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)
[iii] Toestroom hbo-lerarenopleidingen daalt fors | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)
[iv] Weer meer burn-outklachten in het onderwijs | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)
[v] Oeso: ‘Salaris leraren moet omhoog’ | De Algemene Onderwijsbond (aob.nl)
[vi] Didactief | Waar is het extra geld voor het vo gebleven? (didactiefonline.nl)
RED-Team Onderwijs – Sarah Bergsen (schoolleider bo), Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, leraar, wetenschapper), Ton van Haperen (docent vo, lerarenopleider), Paul Kirschner (emeritus-hoogleraar onderwijspsychologie), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management), Gert Verbrugghen (docent Engels vmbo), Gerard Verhoef (wiskundedocent, bestuurslid BON), Theo Witte, voorzitter (vakdidacticus en lerarenopleider).