17 december 2021
Ons vertrouwen in de VO-raad daalt
De VO-raad is de belangrijkste vertegenwoordiger van de middelbare scholen. In werkelijkheid is het de belangenorganisatie van schoolbesturen, een werkgeversorganisatie met een lumpsumbudget van vele miljarden. Voordat Rosenmöller voorzitter werd van de raad was hij vakbondsleider en daarna jarenlang politicus. Daarmee koos de VO-raad voor een Haagse beroepslobbyist. Zijn gebrek aan kennis van en ervaring met het onderwijs werd vaak pijnlijk duidelijk tijdens openbare discussies over kwesties in het onderwijs. Als voorzitter van de raad lobbyde hij voor o.a. het maatwerkdiploma, 10 tot 14 scholen, gepersonaliseerd leren en versterking van ICT. De nieuwe voorzitter Hagoort heeft flexibilisering en gepersonaliseerd leren hoog in het vaandel staan. Stuk voor stuk zaken waarvan de effecten op de kwaliteit van het onderwijs op zijn zachts gezegd twijfelachtig zijn en waarvan het zeer de vraag is of docenten het willen en aankunnen.[1]
De raad heeft een eigen beleidsagenda die vaak niet ten goede komt aan de noden van leraren en de kwaliteit van het onderwijs. Een onderzoek naar hoeveel van het geoormerkte geld voor leraren via de bestuurders tussen 2002 en 2015 terecht is gekomen bij de docenten, geeft een schokkend inzicht in hoe slecht de bestuurders in staat zijn om het beleid van de overheid te effectueren: in plaats van een salarisstijging en een lagere werkdruk daalde in deze periode het reële salaris en nam de al hoge werkdruk nog verder toe. Doordat de vereisten van de overheid en de koepels aan de besturen vaak niet gespecificeerd zijn (vrijheid van onderwijs), weet niemand wat er met die extra middelen voor leraren is gebeurd.[2]
Twintig jaar geleden kondigde zich de onderwijscrisis aan waar we nu in zitten: steeds minder mensen kiezen voor het leraarsberoep en als ze er al voor kiezen, houden velen het na enkele jaren voor gezien. Het percentage burn-outs in het onderwijs ligt ver boven het landelijk gemiddelde. Bovendien blijft het opleidingsniveau van leraren in het voortgezet onderwijs dalen. Volgens internationale onderzoeken zijn we constante klimmers waar het gaat om orde- en motivatieproblemen, en constante dalers waar het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Ook de toename van kansenongelijkheid is een punt van heel grote zorg. In al die jaren stonden deze majeure problemen niet hoog op de agenda van de VO-raad en slaagden de overheid en de onderwijsbestuurders er niet in deze rampzalige ontwikkelingen te keren.
Ons standpunt
Op de Hogeschool Windesheim heeft Hagoort als voorzitter van het CvB geprobeerd het onderwijs vergaand te personaliseren en flexibiliseren. Het Netflix-model uit de televisiewereld, waar hij jarenlang hoge bestuursfuncties bekleedde, werd daar top-down ingevoerd. Het vakmanschap van de docent en een goed gestructureerd curriculum moesten plaats maken voor de willekeur van de student die online zijn studiepakketje en diploma bij elkaar sprokkelt. Docenten moeten zich maar zien te redden met deze extreme vorm van gepersonaliseerd leren. Zeker nu Hagoort spoorslags naar de VO-raad vertrekt.
De VO-raad verdient een rode kaart voor het benoemen van dit type voorzitter. Het besturen als een vak op zich, los van kennis van wat bestuurd wordt en ook los van de mensen die het moeten uitvoeren, blijkt in de publieke sector keer op keer veel risico’s met zich mee te brengen.
Wat we in de laatste twintig jaar in het onderwijs hebben gezien is dat de overheid zich terugtrekt, de positie van bestuurders sterker wordt en die van leraren zwakker. Voorwaar geen situatie die het leraarsberoep aantrekkelijker maakt en ook geen situatie die heeft geleid tot meer kansengelijkheid en goede onderwijsresultaten. Integendeel.
Het funderend onderwijs heeft dringend een overheid nodig die op hoofdpunten de regie voert, concrete doelen en eisen stelt aan de onderwijsbestuurders en erop toeziet dat die doelen worden gehaald (checks & balances). Bestuurders moeten op hun beurt veel meer aandacht hebben voor de kwaliteit van het onderwijs (het lesgeven en het leerproces) en voor de werkomstandigheden van de allerbelangrijkste schakel in het onderwijs: de man of vrouw voor de klas.
[1] Jaap Scheerens en Paul Kirschner (2021) Progressief achteruit. Zwartboek over de last van slechte ideeën voor het funderende onderwijs.
[2] Hans Duijvestijn en Frans van Haandel (2017). ‘Waar is het extra geld voor het VO gebleven?’ Onderwijzerblog, 5 juli 2017. Guus Valk (2019). ‘Het lerarentekort lijkt resistent tegen welk beleid dan ook’. NRC, 4 november 2019. Theo Witte (2021) ‘Red het onderwijs: maak het leraarschap aantrekkelijk, en snel een beetje!. Didactief Online. Ter aanvulling. De rijksbijdrage voor elke leerling steeg tussen 1998 en 2020 met ca 150%, de lerarensalarissen met ca 43% (gebaseerd op opgaven van respectievelijk DUO en AOB). Er is dus maar een betrekkelijk klein deel uit de toename van lumpsum naar de verbetering van de lerarensalarissen gegaan.
Meer lezen over de bestuurlijke verhoudingen in het onderwijs? Eind september daagde columniste Aleid Truijens in de Volkskrant iedereen uit een alternatief te bedenken voor de autonome school. Emeritus hoogleraar Jaap Scheerens (onderwijseffectiviteit) en leraar Ton van Haperen nemen de uitdaging aan. Zij beschrijven in hun longread de doorgeschoten autonomie in de bestuurlijke verhoudingen in het Nederlandse onderwijs die de impact van de ‘slechte’ ideeën van progressief bedoelde onderwijsinnovatie vergroot.
RED-team Red het Onderwijs – Sarah Bergsen (schoolleider bo), Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, leraar, wetenschapper), Ton van Haperen (docent vo, lerarenopleider), Paul Kirschner (emeritus-hoogleraar onderwijspsychologie), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management), Gert Verbrugghen (docent Engels vmbo), Theo Witte, voorzitter (vakdidacticus en lerarenopleider).