9 juni 2021
De situatie
Het opleidingsniveau van ouders is steeds belangrijker geworden bij de advisering aan het eind van de basisschool. en bij beslissingen over op- en afstroom. Hierdoor is de kansenongelijkheid van leerlingen en segregatie tussen schooltypen aan het toenemen. De documentaire Klassen over de ongelijke kansen van kinderen in achterstandswijken onderstreepte dit probleem nog eens en zorgde in verkiezingstijd voor de nodige ophef. Het rapport van De Onderwijsraad Later selecteren, beter differentiëren is het voorlopige sluitstuk van deze discussie. De conclusie luidt: Nederland moet af van het systeem van vroege selectie en sterke differentiatie in schoolsoorten.
De Onderwijsraad adviseert om na een driejarige geïntegreerde brugperiode pas te selecteren. De eindtoets basisonderwijs wordt afgeschaft. In plaats daarvan komt een ‘selectie op basis van gestandaardiseerde toetsen en brede informatie’ aan het eind van de brugperiode. In het plan wordt differentiatie in schoolsoorten (leerwegen) vervangen door niveaudifferentiatie binnen de school en leergroepen. Leraren moeten daartoe ‘differentiëren op lesinhoud, proces en omgeving’.
Het plan berust qua empirische onderbouwing op bevindingen van internationaal vergelijkend assessmentonderzoek. Stelsels voor het voortgezet onderwijs met een geïntegreerde onderbouw blijken het gemiddeld beter te doen op indicatoren van onderwijsongelijkheid, dan stelsels met veel verschillende schoolsoorten of leerwegen.
Wij vinden dit geen goed rapport en advies …
1. De probleemanalyse staat in het teken van de oplossing die de raad voor ogen heeft en is niet gebaseerd op een degelijke analyse van het echte probleem, zoals trends in de uitvoering van het huidige stelsel. Het Nederlandse stelsel heeft er heel lang voor gezorgd dat leerlingen uit lagere milieus makkelijk konden doorstromen naar hogere onderwijstypen: vanaf de invoering van de Mammoetwet (1968) is de sociale stijging flink toegenomen. Het probleem is dus niet het stelsel, maar hoe het stelsel de laatste tijd wordt uitgevoerd:
- het aantal brede brugklassen, de zogenoemde dakpanconstructie, is in de afgelopen tien jaar afgenomen;
- er worden door het basisonderwijs steeds meer enkelvoudige adviezen gegeven (vmbo in vier soorten, havo, vwo en gymnasium) waardoor leerlingen worden vastgepind;
- de mogelijkheden tot doorstroming naar hogere schooltypen zijn moeilijker geworden en de ‘afstroming’ naar lagere schooltypen wordt bestraft;
- vanaf 2014, toen niet de eindtoets maar het advies van de school leidend werd bij de schooladvisering, is de onderadvisering toegenomen.
3. De raad kan niet overtuigen dat een driejarige geïntegreerde brugperiode zal leiden tot een afname van de kansenongelijkheid en niet allerlei andere ongewenste neveneffecten zal hebben, zoals onderpresteren en verregaande individualisering van het onderwijs.
4. Differentiatie in groepen met zeer grote niveauverschillen vereist kleinere klassen en stelt hoge vakinhoudelijke en didactische eisen aan docenten. In een tijd van grote en aanhoudende kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekorten is het advies van de raad om deze reden voorlopig niet haalbaar. In deze zin is de vergelijking met het succes van buitenlandse stelsels misleidend omdat daar sprake is van een andere onderwijstraditie en docenten bijvoorbeeld beter zijn opgeleid, meer aanzien hebben en minder lijden onder een veel te hoge werkdruk.
5. In de analyse van de raad ontbreekt eveneens een analyse van het ontstaan van de almaar afnemende prestaties bij de kernvakken taal en rekenen. Zolang scholen de didactiek van deze vakken niet baseren op wetenschappelijk bewijs, zijn pogingen tot het bereiken van kansengelijkheid gedoemd te mislukken.
6. Een belangrijke voorwaarde voor het succes van een stelselherziening is een groot draagvlak onder ouders, schoolleiders en leraren. Dit is niet door de Onderwijsraad onderzocht. Het rapport is tot stand gekomen in overleg met onderwijskoepels, adviesraden en onderwijskundigen. Leraren en lerarenorganisaties waren nauwelijks bij dit advies betrokken.
7. Na de mislukkingen van de stelselherzieningen in de jaren negentig van de vorige eeuw, hebben we ons op het allerhoogste niveau voorgenomen dat onderwijsvernieuwingen en stelselherzieningen moeten voldoen aan de voorwaarden die de Commissie Dijsselbloem (2008) hieraan heeft gesteld. Het rapport van de Onderwijsraad heeft aan vrijwel niet een van deze voorwaarden voldaan.
Ons standpunt
Het blijft de vraag of er, ondanks de ingrijpende operatie die de Onderwijsraad voorstelt, een merkbare verbetering van gelijkheid in de prestaties zal optreden. Vergelijkend internationaal onderzoek laat zien dat dergelijke majeure stelselwijzigingen weinig effect hebben. Tegelijkertijd is er een uitvoerbaar alternatief dat minder ontregelend en geldverslindend is. Dit alternatief is allereerst een andere, meer fundamentele aanpak van de problemen van tegenvallende prestatieniveaus en ongelijkheid in het onderwijs. Deze komt neer op het primair aanpakken van ongelijkheid door effectiever onderwijs in po en vo, waardoor de prestaties van alle groepen kunnen verbeteren. Daarnaast zijn we ervan overtuigd dat het probleem van de kansenongelijkheid (en veel andere problemen) minder groot zou zijn geweest als er voldoende goed opgeleide leraren zouden zijn die niet hoeven te lijden onder een veel te hoge werkdruk. Dit lerarenvraagstuk is volgens ons de olifant in de kamer die door bestuurders en andere plannenmakers consequent wordt genegeerd. Tot slot denken we dat met de volgende maatregelen binnen het huidige stelsel de kansenongelijkheid al flink kunnen terugdringen: maak de eindtoets leidend bij de schooladvisering, verbreed de (eventueel tweejarige) brugklas naar twee niveaus (dakpanconstructie) en verklein de pad-afhankelijkheid door binnen het systeem belemmeringen voor op- en afstroom op te heffen.
Referenties
Voor een technische onderbouwing van deze rode kaart verwijzen we naar Opnieuw een Middenschoolexperiment? van Jaap Scheerens. Zie ook de blog Middenschool 2.0: analyse en oplossingen die Jan Drentje over het voorstel van de Onderwijsraad schreef.
RED-Team Onderwijs – Sarah Bergsen (schoolleider bo), Anna Bosman (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, leraar, wetenschapper), Ton van Haperen (docent vo, lerarenopleider), Paul Kirschner (emeritus-hoogleraar onderwijspsychologie), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management), Gert Verbrugghen (docent Engels vmbo), Gerard Verhoef (wiskundedocent, bestuurslid BON), Theo Witte, voorzitter (vakdidacticus en lerarenopleider).
One thought on “Rode kaart voor het rapport ‘Later selecteren, beter differentiëren’ van de Onderwijsraad”
Comments are closed.