19 september 2024
DE SITUATIE
Technologie en digitale media krijgen in onze maatschappij een steeds grotere rol. Om ervoor te zorgen dat burgers digitaal zelfredzaam worden, moet het onderwijs hier aandacht aan besteden. Daarom worden er kerndoelen digitale geletterdheid opgesteld. Deze kerndoelen zijn gericht op het primair onderwijs, de onderbouw van het voorgezet onderwijs en het (voorgezet) speciaal onderwijs.[1] Digitale geletterdheid wordt gezien als een apart leergebied dat ‘eigenstandige doelen heeft’, maar tegelijkertijd moet het ‘betekenis en samenhang’ krijgen in andere vakken. Begin 2025 moeten de kerndoelen beproefd en bijgesteld zijn om ze in de wet te verankeren.
ONS COMMENTAAR
Wij hebben ten minste vijf redenen om deze concept kerndoelen een rode kaart te geven.
1. Voorkennis en startniveau onduidelijk
De concept kerndoelen maken niet duidelijk wanneer een leerling voldoende toegerust is om met digitale toepassingen en AI aan de slag te gaan. Ook wordt niet duidelijk wat een gevorderd niveau is of wanneer een leerling expert is geworden. Frases als ‘het verkennen van ‘de mogelijkheden en beperkingen van AI’, ‘het gebruik van data en dataverwerking’ en ‘De leerling gebruikt passende strategieën bij het creëren en gebruiken van verschillende typen digitale producten’ zijn zonder verduidelijking onwerkbaar.
Er wordt ook niet gesproken over de noodzakelijke voorwaarden die aan de beheersing van de kerndoelen ten grondslag liggen. Het lijkt evident dat een leerling ten minste op goed niveau moet kunnen lezen en schrijven om welke vaardigheid op het gebied van digitale geletterdheid dan ook op te doen, maar daar wordt geen melding van gemaakt. Ook het feit dat juist de lees- en rekenvaardigheden van leerlingen de laatste jaren sterk achteruit zijn gegaan, wordt niet aangestipt. Als er een nieuw leeronderdeel geïntegreerd moet worden, binnen uitgerekend een onderdeel dat al onvoldoende wordt beheerst, dan is dat wel nodig. Het is voor leerkrachten niet mogelijk om vast te stellen of leerlingen de geformuleerde doelen behaald hebben, terwijl tegelijkertijd de randvoorwaarden niet op orde zijn.
2. Geen toegewezen plaats in curriculum en schoolpraktijk
De concept kerndoelen zijn zeer ambitieus in omvang en diepte, terwijl het vakgebied digitale geletterdheid geen toegewezen plaats binnen de bestaande curricula krijgt. Het is ondenkbaar dat een nieuw vakgebied dat dergelijke grote verwachtingen schept, ingevoerd kan worden, zonder dat er binnen het bestaande aanbod van vakgebieden stevig gesnoeid gaat worden. Wellicht hoeft er geen enkel vak te ‘sneuvelen’, omdat – zo wordt betoogd – aandacht voor digitale geletterdheid te integreren is in vakken als rekenen of geschiedenis, maar dat er dan minder eisen aan deze vakken gesteld gaan worden wordt er niet bij gezegd. Het onderwijs krijgt er immers geen uren bij. Sterker nog: binnen de curriculumherziening waar de invoering van digitale geletterdheid deel van uitmaakt, wordt gesneden in de studielasturen voor onder meer economie, natuurkunde, Duits en Frans om ruimte te maken voor nieuwe onderdelen als digitale geletterdheid en burgerschap. Natuurkunde, Duits, biologie en economie verliezen in de havobovenbouw maar liefst 30 procent van de studielasturen.
SLO erkent dat een nieuw vakgebied als digitale geletterdheid altijd proefondervindelijk gekaderd moet worden; dat in de praktijk moet blijken wat relevant en uitvoerbaar is. Om de huidige onderwijspraktijk op te zadelen met deze opdracht is bizar. Er zijn urgentere problemen: lerarentekort, laaggeletterdheid bestrijden, onderwijskwaliteit, kansenongelijkheid, etc.
3. Vakgebied is te veelomvattend
De zwaarte en omvang van het vakgebied digitale geletterdheid is enorm, in feite niet te overzien. De reeks aan onderwerpen die binnen de leerlijn digitale geletterdheid behandeld dienen te worden varieert sterk in complexiteit en is bovendien zeer omvangrijk. Wie kan de volgende voorbeelden uit de zeven pagina’s tellende begrippenlijst uitleggen? ‘Deep learning’, ‘Generatieve AI’, ‘Large language model’, ‘Pseudocode’, ‘Reference management software’, ‘Reinforcement learning’, ‘Supervised and unsupervised learning’. De body of knowledge van dit vakgebied is afwezig in het onderwijs en is niet geïntegreerd in de lerarenopleidingen.
4. Docenten zijn onvoldoende toegerust
Lector digitale didactiek Fleur Prinsen merkt over de digitale vaardigheden van leraren op: ‘wat betreft de benodigde competenties wil ik benadrukken dat het combineren van inhoudelijke kennis, pedagogisch-didactische kennis, technologische kennis en kennis van de context waarin de vernieuwing plaatsvindt een te grote opgave is voor een individuele docent.’ Alhoewel Prinsen hiermee niet reageert op de kerndoelen, is haar opmerking in die context relevant. We kunnen niet van zittende docenten vragen om zich via nascholing te bekwamen in een geheel nieuw vakgebied.
De roep om docenten eerst maar eens zelf digitaal geletterd te maken, is er al en komt onder andere uit de hoek van het College van de Rechten van de Mens dat onderzoek deed naar het bewustzijn van de mogelijke vooroordelen van algoritmes in onderwijssoftware en concludeerde dat scholen expertise missen om discriminatie of uitsluiting door gebruikte algoritmen goed te testen en dus bijgeschoold zouden moeten worden in überhaupt het eigen gebruik van (en implicaties van) AI en digitale toepassingen. Van een doorvertaling naar onderwijs voor leerlingen is dus al helemaal geen sprake.
Dat leraren dit er niet zomaar bij kunnen doen, blijkt bij de overheden doorgedrongen te zijn. Nederland en Vlaanderen gaan samen een methode ontwikkelen om leraren digitaal vaardig te maken. Samen met scholen wordt een start gemaakt begin van het schooljaar 2024-25. Over twee jaar moet de methode voor alle leraren in PO en VO beschikbaar zijn. NB. Het is volstrekt onduidelijk wie deze opdracht krijgt of heeft gekregen.
5. Relevantie op lange termijn onduidelijk
Ten slotte, is het volstrekt onduidelijk wat op lange termijn relevant is in dit vakgebied dat zich notoir snel ontwikkelt. Nergens in de concept kerndoelen wordt onderscheid gemaakt tussen vaardigheden die iedereen in ieder geval dient te beheersen en vaardigheden die nuttig zijn, maar wanneer afwezig een succesvol functioneren in de samenleving niet in de weg staan.
ONS STANDPUNT
Het is een prima idee om onderwijs in digitale vaardigheden te verwerken in het curriculum. Maar het kader waarbinnen de kerndoelen digitale geletterdheid is geformuleerd, is utopisch; niet reëel om in de werkelijke onderwijssituatie succesvol ten uitvoer te brengen. Er zijn geen randvoorwaarden uitgewerkt voor een bepaald niveau digitale geletterdheid van een leerling op een bepaald moment. Het is onduidelijk wat als basis van digitale geletterdheid wordt beschouwd, voor de doorsnee gebruiker, voor gevorderden en voor de expert. Het is zelfs onduidelijk wat echt noodzakelijk is om zoals verklaard in de tekst, ‘zelfredzaam’ te zijn. Het is volstrekt onverantwoord om een nieuw vakgebied op deze wijze in kerndoelen te formuleren.
Gebrek aan ambitie kun je SLO niet verwijten, maar gebrek aan realiteitszin wel. Dat is niet onschuldig. Conceptkerndoelen lanceren die binnen twee jaar getoetst, bijgeschaafd en in de wet verankerd moeten worden, heeft onvermijdelijk een dwingende uitwerking op het onderwijsveld. Zelfs wanneer de uiteindelijke kerndoelen enigszins afgezwakt zouden worden, wordt er vanaf dat punt vanuit de wet verwacht dat scholen actief en doorlopend aandacht gaan besteden aan digitale geletterdheid; opnieuw: zonder dat ze daar mensen, ervaring of geijkte methodes voor hebben. Als kerndoelen te vaag blijven en hoog over zijn, gaat dat uiteindelijk ten koste van de docent en daarmee de leerling. Dat mag nooit de bedoeling zijn; zelfs niet een (on)voorzien bijeffect.
ONS ADVIES
De kerndoelen zouden allereerst zodanig herschreven moeten worden dat een duidelijke opbouw in kennis en vaardigheden per niveau en per jaarlaag duidelijk wordt. Ten tweede moeten de kerndoelen door SLO expliciet worden gemaakt en moet duidelijk worden welke staat van digitale geletterdheid een docent op PO en VO per niveau moet beheersen om goed uitgerust te zijn dit vak te onderwijzen. Ten derde moet de rol en verwachting van lerarenopleidingen ten aanzien van dit thema worden gedefinieerd. Ten slotte zou een handreiking aan scholen en besturen nodig zijn, waarin duidelijk wordt gemaakt in welke tijd de integratie en uitvoer van digitale vaardigheden door docenten zou kunnen plaatsvinden, passend zijn.
[1] SLO. (2024) Kerndoelen digitale geletterdheid: actualisatie kerndoelen. https://www.slo.nl/@23474/conceptkerndoelen-digitale-geletterdheid/
RED-team Onderwijs – Anna Bosman, voorzitter (hoogleraar pedagogiek en lerarenopleider), Sezgin Cihangir (directeur Nederlands Mathematisch Instituut), Jan Drentje (schoolleider, leraar, wetenschapper), Dave van der Geer (directeur basisonderwijs),Ton van Haperen (docent vo, lerarenopleider), Paul Kirschner (emeritus-hoogleraar onderwijspsychologie), Marie-José Klaver (vakdidacticus, docent vo), Piet van der Ploeg (onderwijsfilosoof), David Roelofs (docent hbo, onderzoeker), Jaap Scheerens (emeritus-hoogleraar onderwijsorganisatie en -management).